Oudbetovergrootvader van Yvon Rozijn
Naam: | Brinkman | ||||||||||||||||||||||||
Voornamen: | Casper | ||||||||||||||||||||||||
Vader: | onbekend | ||||||||||||||||||||||||
Moeder: | 797 - Anna Catrina Grubbels | ||||||||||||||||||||||||
Partner: | 399 - Anna Marghareta Van Houte | ||||||||||||||||||||||||
Beroep: | Kruidenier | ||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen: | Genoemd in notariële akte 10-4-1732. Casper getuigt met andere getuigen over de geestesgesteldheid van Elisabeth Catharina van Houten, gesepareerde huisvrouw van Jan van Nes en zuster van Caspers vrouw Anna Margaretha van Houten. Genoemd in notariële akte 8-4-1735. Casper verkoopt, als curator over Elisabeth Catharina van Houten, een obligatie groot f 1000 ten name van Holland en Westvriesland, aan Pieter Kerkhoven, suppoost van de weeskamer, ten behoeve van Maria Magdalena en Paulus, de kinderen van Paulus Beek. Genoemd in notariële akte 13-9-1742. Getuigen beschuldigen Casper van schelden en geweld. In de ochtend van 7-9-1742 wil Casper, kruidenier, een waslijn vastmaken aan het hek van de sluiswachter Huijbert van Aalst op het Camperhooft. Diens dienstmaagd Magteld waarschuwt hem maar Casper zet door. Magteld haalt het touw los, waarop Casper een grote keulse pot naar haar gooit die haar gelukkig maar licht raakt Daarop maakt Caspers huisvrouw Magteld voor hoer uit. Er volgt een woordenstrijd, en in het huis van de sluiswachter slaat Casper Magteld met de hand of de vuist op het hoofd, waarna hij door omstanders uit het huis wordt gehaald. 's Middags volgt dan nog een scheldpartij. Daarna maakt Casper alsnog het touw vast. Door de opgehangen was en door hem neergezette lege vaten voor het raam wordt het licht weggenomen van het sluiswachtershuis. Ook melden de getuigen dat hij "veele vuijlighijd in zijn waterloosing smijd" wat tot stank en overlast leidt. Genoemd in notariële akte 26-9-1744. Op verzoek van Casper en zijn broers Herman en Jan verklaren getuigen dat de in Oostindië overleden Johan Herman Holfos uit Halle geen andere verwanten had dan halfbroers Casper, Herman en Jan en een halfzuster. Genoemd in notariële akte 15-10-1744. Getuigen zien dat een vrouw vuiligheid door een kelderrooster veegt, waardoor het bij Jan Andries Zelichman naar binnen loopt, die in de kelder woont onder het huis van Casper. Jan Andries' huisvrouw, Catharina Theunis, vraagt haar daarmee te stoppen, maar zij gaat door. Dan volgt een woordenstrijd waar ook de vrouw van Casper zich mee bemoeit en Catharina verwijt een onecht kind te hebben van haar baas. Als Catharina haar dan uitdaagt dat waar te maken, komt Casper met een stoffer en slaat Catharina daarmee op de arm, waardoor die blauw wordt en de vingers stijf. Later wordt de arm verbonden door een chirurgijn. Genoemd in notariële akte 10-12-1744. Casper en zijn broer Jan worden genoemd in het testament van hun broer Herman. Herman laat na aan de kinderen van zijn broers, maar uitdrukkelijk niet aan hun eventuele weduwen. Genoemd in notariële akte 14-7-1745. Casper wordt door zijn broer Herman aangesteld als gemachtigde voor het innen van de f 90:10 die nagelaten is door de in Oostindië overleden Johan Herman Holbrouck. Genoemd in notariële akte 3-5-1755. Getuigen melden dat Casper bij Angeneta Knoop, weduwe van Andries Hardenberg, wonend in het sluiswachtershuisje, een "menigte ledige keulsche kannen" voor de deur heeft gezet waardoor zij nauwelijks haar huis binnen kan komen. Ook heeft hij voor haar deur een kippenhok gebouwd "met een losloophekje voor de hoenders" waar zij steeds tegenaan moet kijken. De getuigen horen veelvuldige ruzies en scheldpartijen, en zeiden dat op 26 april om half zeven 's ochtends Casper haar "met de uiterste quaadaardigheijd een swaare slag aan 't hoofd gaf", waarna hij en zijn vrouw Angeneta uitscholden voor "canailje hoer, donder hoer" en "uw kinderen zijn hoere kinderen en gij houd stille sluiphoeren in uw huijs". Waarop de getuigen zeggen dat zij Angeneta niet anders kennen dan een ordentelijke brave burgervrouw. Genoemd in notariële akte 31-7-1755. Caspers dochters Anna Elisabeth en Margaretha getuigen met twee anderen het volgende. Sinds lange tijd horen zij dat Jacobus Tambij, herbergier en buur van Casper, hem en zijn vrouw uitschold zonder dat zij hem daartoe enige redenen gegeven hebben. Dan dat op 26 april 's avonds deze Jacobus met andere personen "veel gewelt en hostiliteiten pleegden" voor de deur van Casper, vreselijk scholden en vloekten, en met bezems en stokken op de deur sloegen, en vaten van de stoep tegen de deur en in het water gooiden. Dit duurde tot twaalf uur 's nachts. Dan dat op 19 juli 's middags deze Jacobus met een ijzeren hamer de kippen van Casper wilde doodslaan, maar die konden wegvluchten. Jacobus schopte en sloeg toen enkele keulse kannen van Casper kapot. Toen Casper naar buiten kwam en zei dat Jacobus daarvoor moest betalen, antwoordde die "die wil ik uw wel op uw smoel betaalen". Dan dat op 20 juli 's avonds tegen tienen Jacobus Casper een half uur uitschold, uiteindelijk tegen zijn gezicht sloeg waardoor Casper viel en Jacobus doorging met slaan en schoppen. Casper werd in huis gedragen, hevig bloedend uit neus en mond, terwijl Jacobus buiten bleef schelden tot middernacht. Genoemd in notariële akte 5-8-1755. Angnes Knoop en andere getuigen verklaren voor Jacobus Tambij het volgende. Op 19 juli heeft de haan van Casper het kind van Jacobus naar de mond gevlogen (iets wat deze haan volgens getuigen vaker deed met voorbijgangers, tot bloedens toe), en dan Jacobus met zijn muil de haan wilde wegjagen maar daarbij per ongeluk een aardenwerken kruik brak, waarop Casper hem "onder de allerijschelijkste vloeken voor een cnalje heeft uitgescholden". En dan op 20 juli 's avonds Jacobus rustig op zijn stoep zat, en Casper hem zonder aanleiding begon uit te schelden en wilde aangrijpen, waarop Jacobus hem wilde afweren en Casper struikelde en dat Casper met vrouw en kinderen hem nog lange tijd vanuit zijn huis uitschold. Tenslotte dat Casper door zijn vloeken, razen en schelden, en door vuil op de stoep te werpen "de burgerlijke zamenleving ondraaglijk" maakt. Genoemd in notariële akte 20-8-1755. Op verzoek van de hoofdofficier getuigen Mietje Meijers en Maria Lamars, bekenden van Casper Brinkman, over de avond van 20 juli het volgende. Na een wandeling zaten zij aan het Kamperhoofd te rusten en zagen dat Jacobus Casper vreselijk begon uit te schelden zonder dat Zasper daarop reageerde, en dat Casper zijn bovendeur ging pakken waarop Jacobus stilletjes naar hem toekwam en hem met een hamer (o.i.d.) op het hoofd sloeg en schopte en sloeg zodat hij hevig bloedde. Daarna bleef Jacobus, die rooms is en zeer verbitterd jegens protestanten, de protestante Casper, vrouw en kinderen uitschelden, o.a. "die fijne blixem [gaat] naar de hoerekerk [...] en de dochters zijn allemans hoeren", en tegen Casper "jou oude galgedief & banquiroetier ik zal je vermoorden". Genoemd in notariële akte 5-9-1755. Op verzoek van Jacobus Tambij verklaren Angnes Knoop, Hendrik Haan en Caspers voormalige huurster Christina Dahl, dat ongeveer een jaar eerder Casper met een steen Jacobus (volgens eigen zeggen) "de harssenen wilde inslaan" maar dat Christina hem kon tegenhouden. Ook dat op 19 april 1755 de huisvrouw van Casper de vrouw van Jacobus heeft uitgescholden voor "canalje hoer, sluip hoer en donder hoer", en haar in het gezicht spuwde. En dat Casper op 27 augustus met een dweilstok enkele vaatjes in Jacobus' keldertrappen heeft gestoten, waardoor die beschadigden. Genoemd in notariële akte 13-12-1755. Op verzoek van Casper Brinkman verklaarden Gerrit Smits, meester chirurgijn en vroedmeester, en Barbara Christiaan en Anna Dorothea Volkers, het volgende over de gebeurtenissen op de avond van zondag 20 juli. Beide vrouwen hebben gezien dat Casper "swaar en ijsselijk" uit neus en mond bloedde, en dat zijn kleren kapot, bebloed en besmeurd waren, alsof hij met een voet getrapt was, en hadden gehoord dat Jacobus Tambij dat had gedaan. De chirurgijn verklaart dat hij op maandag bij Casper is langs geweest en heeft voorgeschreven dat hij doeken met brandewijn op de verwondingen moest leggen. Op dinsdag zag hij dat Casper bont en blauw was aan zijn zij, dij, arm, schouderblad en gezicht, en dat hij zijn arm en been niet kon bewegen, en heeft hij Casper de ader gelaten. Op 13 december kreeg Casper zware koorts. De vrouwen verklaren dat Casper zijn beroep als kruidenier door dit alles enige tijd niet kon uitoefenen, en verschillende keren anderen in dienst heeft moeten nemen om het werk in de winkel te doen. Genoemd in notariële akte 4-6-1760. Op verzoek van de hoofdofficier verklaren Casper en zijn vrouw, en andere getuigen, dat op 23 mei 's avonds de dochter van Casper op de luifel stond om de ramen te wassen en dat Jacobus Tambij vanuit zijn venster een emmer vuil water over haar heen gooide zodat zij geheel nam tstond te beven en schrijen. Ook heeft Jacobus de regenbak van Casper opengebroken en daar vuil ingegooid, zeggende "jij stinkende blixems vreed & suijpt niet aen strond & drek". De dagen daarna wordt de bak door Casper dichtgemetseld en steeds weer opengebroken; uiteindelijk zien Casper en anderen dat Jacobus 's nachts met een wijnkopers stopmes de kalk en het pleister van de bak haalde en daar na betrapt te zijn daar nog mee doorging, zeggende "die bak zal je geld kosten ik heb meer geld dan jij rozijnen in je huis". Genoemd in notariële akte 27-1-1761. Casper koopt op 1-12-1760 voor f 8600 een huis aan de Buijtekant of Kamperhooft, het tweede huis van de Hooftbrug, van de erven Annetje Jans van Campen. Genoemd in notariële akte 26-9-1769. Hendrik en Anna Elisabeth Brinkman, en andere getuigen waaronder Caspers huurders en zijn schoonmaakster, verklaren dat in de ochtend van 16 september Hendrik Rustinge, herbergier of tapper en buur van Casper, een steen op diens regenwaterbak wilde metselen om daarop een ijzeren hek te plaatsen. Nadat Casper hem vriendelijk verzocht dat niet te doen werd Hendrik kwaad en met een koffievat en houten kazen, aarden kannen en Engels theegoed kapot gooide, het huis in liep en Casper en zijn vrouw begon uit te schelden en te slaan, en verscheidene dozijnen Engels theegoed aan stukken brak. Hendriks dienstmaagd en knecht kwamen erbij en gingen ook schelden en slaan. Hendrik zei tegen Casper "jou oude donder zal ik nekken of de nek breken" en sleepte hem het huis uit. Een half uur later toen Casper zijn huis uit kwam om de scherven op te ruimen jutte Hendrik zijn knecht op tegen Casper, maar een toevallig passerende "'s Heeren dienaar" wist dat te voorkomen. 's Middags schold de vrouw van Hendrik de vrouw van Casper uit "jij oude Macrol, jou fijne beest, drie maal op een dagh gaat zij naar de kerk, en jou dochter [...] is immers een hoer van de koster". Op 5 september was er ook al sprake van schelden en dreigen met geweld door de vrouw van Hendrik, en ook ongeveer acht weken geleden was er sprake van schelden en geweld. De getuigen verklaren tenslotte dat Hendrik en zijn vrouw "zeer brutale en quaad-aardige menschen zijn", maar Casper en zijn vrouw stille, brave en eerlijke lieden van hoge ouderdom. | ||||||||||||||||||||||||
Levensloop: | |||||||||||||||||||||||||
ca 1702 | Geboren te Niet te vinden in Haaren (NB, = Hal) of in Hull GB | ||||||||||||||||||||||||
30-11-1731 | Ondertrouw te Amsterdam met: 399 - Anna Marghareta Van Houte Van Hal, oud 29 jaar. (Hal = Hal, NB, of Hull, Engeland), geass. moeder Anna Catrina Grubbels Adres: Lindegracht | ||||||||||||||||||||||||
10-04-1732 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
08-04-1735 | Overig te Amsterdam Genoemd in notariële akte | ||||||||||||||||||||||||
20-08-1738 | Kind gedoopt te Amsterdam (aan huis): 199 - Maria Brinkman Ev. Luthers | ||||||||||||||||||||||||
13-09-1742 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie Adres: Camperhooft | ||||||||||||||||||||||||
26-09-1744 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie Adres: Camperhooft | ||||||||||||||||||||||||
15-10-1744 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie Adres: Camperhooft | ||||||||||||||||||||||||
10-12-1744 | Overig te Amsterdam Genoemd in testament | ||||||||||||||||||||||||
14-07-1745 | Overig te Amsterdam Wordt gemachtigd door Herman Brinkman | ||||||||||||||||||||||||
03-05-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
31-07-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
05-08-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
20-08-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
05-09-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
13-12-1755 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
04-06-1760 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
27-01-1761 | Overig te Amsterdam Koopt huis aan de Buitenkant | ||||||||||||||||||||||||
26-09-1769 | Overig te Amsterdam Genoemd in attestatie | ||||||||||||||||||||||||
28-02-1771 | Begraven te Amsterdam (Nw.Luth.K.) Adres: Kamperhooft bij de Hooftbrug | ||||||||||||||||||||||||
Vorige en volgende generaties: | |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
Afstammingslijn: | |||||||||||||||||||||||||
Casper Brinkman is vader van 199 - Maria Brinkman, moeder van 99 - Maria Elisabeth Ter Mars, moeder van 49 - Maria Elisabeth Onderdijk, moeder van 24 - Petrus Jacobus Van der Wal, vader van 12 - Hendrik Van der Wal, vader van 6 - Petrus Jacobus Van der Wal, vader van 3 - Elisabeth Henriëtte Van der Wal, moeder van 1 - Yvon Paul Rozijn |
« Toon in overzicht | Home |